Straatschoffie

donderdag, 30 juli 2020

Geplaatst door Joyce van der Lee op 31 juli, 2020

Ik heb hem al gesignaleerd. En hij heeft m’n hart gestolen. Ik schat hem een jaar of 5 en zo’n 1.10 meter. Warrige donkere haren, donkerbruine ogen en zijn handen en gezicht zien eruit alsof ze al een tijdje geen desinfecterende gel hebben gezien. Het is mijn straatschoffie van de camping. Iedere camping is er wel eentje rijk. En ik vind het steeds weer een genot om er vanaf een afstandje naar te kijken van wat hij allemaal doet.

Ik heb hem al een paar keer voorbij zien struinen, al zingend en in zichzelf pratend. Hij staat met z’n ouders op het veldje achter ons, maar de kraan is gelegen op ons veld schuin tegenover ons. Ja, en die kraan, die kraan heeft toch wel een hele bijzondere aantrekkingskracht op hem. Hij is er gelukkig op gekleed, want meneer heeft blauwe kaplaarsjes met bloemen aan vandaag. Ik vermoed dat het water wel meer een onderdeel is van zijn dagelijkse tijdverdrijf, want ook gisteren had hij nog kaplaarsjes aan in de kleur effen blauw maar die
zullen nog wel aan het drogen zijn…...

Zijn maatje, 2 turven  kleiner en ook jonger, is er iets minder goed op gekleed. Met een net te lange broek en op z’n sokken staat die met enige bewondering te kijken hoe Schoffie bezig is een waterpistool te vullen. De geduldige kraan vult ook pistool nummer 2 en dan gaan ze samen als gezworen vrienden op pad. Nog geen minuut later zijn ze alweer terug. Leeggeschoten. En zo herhaalt het ritueel zich een aantal keer. De plek onder de waterkraan is inmiddels één modderpoel geworden, maar dat maakt het er voor hun alleen maar mooier op. De sokken van Maatje zijn zeiknat en net zo zwart als de modder, maar dat deert hem niet.
Als Schoffie weer eens zijn waterpistool gevuld heeft, krijgen wij heel, héél even oogcontact. Hij zal toch niet? Zijn moeder is mijn reddende engel. Tijd voor een bad. Ook geen overbodige luxe zou ik denken. En Maatje? Die is ondertussen van het ene op het andere moment met de noorderzon verdwenen.

Daaraan denkende nemen wij meteen voor het eerst onze priklampen met zonnecellen in gebruik. Die prikken we bij de haringen van de stormbanden in de grond, zodat men ’s nachts goed kan zien, waar ze staan. Terwijl de pilaartjes eigenlijk al goed in de grond, denkt Ben er goed aan te doen, door ze nog heel even wat dieper de grond in te duwen met erop te gaan staan. Niet doen dus, daar kunnen ze niet tegen. In één keer kraakt het draaigedeelte en bestaat het uit twee delen. We kijken elkaar aan en…..zeg maar niets…… Heb ik ook niet gedaan…..nee, dat lieg ik….. Overigens de lamp werkte nog prima.
Terwijl we nog even buiten zitten, komt onze achterbuurvrouw langsgelopen met Schoffie. Gedoucht, haartjes in de plooi, lekker schoon en in zijn pyjamaatje. En ineens is hij niet meer dat schoffie, maar gewoon een lekker moe-gestreden ventje van 5 jaar.


Joyce van der Lee

Delen