We hebben het gevonden! Een stukje paradijs en nog wel in Frankrijk. Het is gelegen in het natuurpark De Cévennen ten zuiden van de uitlopers van de Ardèche.
Via zeer smalle weggetjes, waar we hoopten geen tegenliggers te krijgen, bereiken we na vele kilometers uiteindelijk de kleine camping. Alles straalt rust en gemoedelijkheid uit. Tot onze grote verbazing spreekt de enthousiaste dame achter de receptie zeer goed Engels. Het blijkt de Franse eigenaresse te zijn, die samen met haar man sinds een paar jaar de boel draaiende houdt. Camping “Des Drouilhèdes” in Peyremale is bij lange na niet volgeboekt. En we mogen eerst eens over de camping lopen om zelf een plek uit te zoeken. Bij de rivier zijn nog plaatsen vrij, zegt de dame. Wanneer we gaan kijken, hebben we snel beslist. Een plaats op de tweede rij vanaf de rivier gaat het worden. Plaats nr 36 is een ruime plaats op een hoek en heeft voor ons net genoeg schaduw.
Na onze formaliteiten te hebben afgehandeld, is het “Ons Motje” waterpas-zetten en niet meer verplaatsen voor de komende dagen. Ieder doet z’n taken en klaar zijn de Van der Leetjes.
Het geluid van de rivier lokt ons om te komen en de temperatuur ook. Pffffff, wat is het toch warm en wat hebben we er goed aan gedaan om die schaduwloze camperplaats van “onze” wijnboer te verruilen voor dit. Dat wordt alleen maar meer bewaarheid als we de 100 m vanaf onze camper naar de rivier even later hebben afgelegd. We passeren de laatste bomen en bosjes van de camping en dan…. whow! Ik heb het water nog niet gevoeld, maar wat prachtig en wat ziet dat er cool uit. Het heldere, kabbelende water stroomt gestaag langs en er liggen her en der keien die overal stroompjes vormen. De rivier de Cèze loopt in een soort dal tussen hoge, steile, beboste heuvels. Aan de zijde van de camping is een klein strandje waar een paar mensen liggend en zittend genieten van het moment. Wat is het hier mooi! En wat gaaf!
We gooien onze handdoeken op een stoel en weten niet hoe snel we dat uitnodigende water in moeten. Ondanks de kiezels zijn we er redelijk snel in en onder. Het is heerlijk verfrissend en zo schoon water. Op sommige plekken is het er ook diep. We zwemmen naar het stuk waar vroeger kennelijk een dam heeft gezeten. Daar liggen nog grote stenen en kiezels. Die zorgen ervoor dat er nog stroompjes zijn en het water wordt versneld. Het water is er ter plaatse ondiep, waardoor kinderen er vrij kunnen spelen met de keien en kiezels en nieuwe dammen maken. Ook wij.
En ineens doet het me denken aan het liedje van Paul de Leeuw:
“Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten
Ik leverde ’t bewijs van mijn bestaan
Omdat, door het verleggen van die ene steen
Het water nooit dezelfde weg zal gaan”
En zo is het maar net!