Communicatie.
Volgens de Dikke van Dale: “Overdracht of uitwisseling van informatie met behulp van woorden en/of d.m.v. gebaren, gelaatsuitdrukking, houding e.d……..”
Ik kom er nog op terug.
We komen met “Ons Motje” na een relaxte tocht van 6 dagen aan op onze eindbestemming Calpe. Heerlijk zo’n trip van de afgelopen week. Geen gehaast, geen druk en geen zorgen.
Nou ja, de enige “zorgen” die we hadden, dat was soms diesel.
En dan heb ik het niet over onze buurhond. Alhoewel dat volgens mij de liefste en oudste labrador uit onze buurt is en wel een column zou verdienen.
Nee, de diesel waar ik het over heb, is dat vloeibare en zeldzame goedje in dat Franse land.
Waar we de laatste weken zoveel berichten van op het nieuws voorbij zagen komen klopt.
Dé brandstofcrisis.
Soms rijen dik bij de tankstations. Dus wij maar achteraan sluiten. Zijn we eindelijk aan de beurt. Pinpas in dat apparaat. Doet-ie het niet! Kan je alles, behalve diesel tanken. Wij, sufferds, als we nou gewoon naar de borden hadden gekeken. Hadden we kunnen zien dat alle lampjes brandden, behalve die van…… juist, de diesel. Hadden we voor l.. in die rij gestaan….
En zo ging het keer op keer.
Zagen we een tankstation. Wéér geen diesel. Of zelfs helemaal niets!
Uiteindelijk maar besloten om zodra we wél konden tanken, steeds maar bij te vullen. En zo konden we toch nog met gevulde tank probleemloos Frankrijk doorkruisen.
Maar we zijn in Spanje. En dan zijn alle zorgen weg. Het is als een soort thuiskomen. Volgens de aardige mevrouw met de krulletjes aan de receptie kunnen we al op onze plek terecht. En dat is niet tegen dovemansoren gezegd.
Even een voorverkenning waar de plek precies is gelegen en of er geen obstakels zijn.
We kijken elkaar aan en zijn het er al gauw over eens dat het een appeltje-eitje zal worden. Voel je hem al. Ik toen nog niet.
Wanneer Ben er is, spreken we af hoe hij achteruit het vak in rijdt en waar ik ga staan om mee te kijken..
Ik ga, zoals altijd links achter de camper staan, zodat ik goed zicht heb bij het indraaien. Maar ook zicht heb op de hoogte van de camper.
Ben draait achteruit in. En ik geef met handgebaren aan, dat hij zonder probleem door kan rijden naar achteren.
Als hij zo blijft sturen gaat hij net langs het kleine boompje dat daar links staat. “Kom maar, kom maar.” roep ik nog.
Ineens hoor ik een hoop gepiep.
Dat boompje is dan wel klein, het heeft wel al wat takken, die nu over het dak schuren en die had ik even niet gezien. “Stop!” Ik roep naar Ben dat die takken er zijn. “Ach, die paar takjes. Die kunnen geen kwaad.” Maar hij draait “Ons Motje” toch maar voor de zekerheid een stukje naar voren.
Poging 2.
Ben draait weer achteruit in.
“Ja, kom maar. Nou gaat het goed, zo.” zeg ik en ik kijk naar boven naar die takken. En terwijl ik mezelf dat hoor zeggen, hoor ik toch ineens een herrie…… van onderen.
Ik kijk waar het geluid vandaan komt en ik zie dat de linker achterhoek van de camper tegen het paaltje is gereden wat vastzit aan het ielige boompje!
“KUT, KUT, Nee hé!!!! Ik zat naar die stomme takken te kijken!”
De camper staat tegen dat ielige boompje, wat nu ineens niet meer zo ielig blijkt te zijn en nog steeds fier rechtop staat. De reflector links achter van “Ons Motje” is kapot en hangt er troosteloos bij.
En Ben? Die hoor ik alleen maar zeggen: “Verdomme, Joyce (want dan komt ineens altijd mijn naam erbij hé), jij staat daar toch om op te letten en aanwijzingen te geven!!”
Ik probeer nog te redden wat er te redden valt van onze relatie met een “Dat deed ik toch. En ik moest toch ook naar die takken kijken?” Maar het kwaad is al geschied.
En wat het nog erger maakt, is dat ineens al die bejaarde camperaars wakker zijn geworden uit hun middagdutje en naar buiten komen om te zien wat er gebeurd is. Yeah, leedvermaak!
Bij poging nummer 3, staat de camper op z’n plek. En als Ben de schade heeft opgenomen, blijken alleen de 2 schroeven van het reflectorplaatje kromgebogen te zijn.
De schade valt mee, maar aan mijn oplettendheid en onze communicatie moet nog wel een beetje gesleuteld worden.