Ik ben terug in zijn land en nu dan ook in zijn stad. Semarang, Midden-Java. De stad van mijn vader.
Eén van de belangrijkste dingen tijdens deze reis, was voor mij om terug te gaan naar de plaats waar mijn vader vandaan kwam. Terug naar de straat waar hij is opgegroeid. En het enige wat ik weet is dat de straat Krakatau VII heet.
De afgelopen weken werd ik vaak aan mijn vader herinnerd.
Zag ik Indo’s, waarvan ik dacht “dat is nou typisch mijn vader”.
Hoe zij zaten of liepen, zo zat hij soms ook.
Het klinkt idioot maar zelfs als ik er eentje zag lopen met z’n blote voeten in slippers en een bepaalde houding, dacht ik: “Daar gaat-ie.”
M’n vader was gewoon “één van hen”. Z’n rustige manier van lopen, kijken, praten. En ja, ook soms alsof het leek dat alles langs hem heenging. Dat afwezige. Dat dromerige. Dus sorry Ben, dat zal wel in mijn genen zitten en moet je maar af en toe voor lief nemen.
Tijdens deze reis herinnerde ik mij ineens weer woorden die mijn vader weleens gebruikte, zoals “pendek” voor korte broek. Nóóit meer aan gedacht, tot ik vuile kleding van ons wegbracht om te laten wassen. Staat dat woordje toch ineens op dat formulier.
En hoe mooi om te zien dat de sateetjes die hij maakte en die ik nu ook maak, hier op dezelfde wijze, met kleine stukjes vlees op het puntje van het stokje worden geschoven.
En als dan onze Indische gids ook nog eens een “Sneeuwwitje” bestelt – “want dat wordt híer veel gedronken tegen de dorst” – wat mijn vader ook regelmatig dronk, denk ik alleen maar, toeval bestaat niet.
We zijn ten oosten van het centrum van Semarang, als we met onze bus langs een riviertje stoppen. “Hier moet het zijn.” zegt onze gids.
Er zijn allemaal zijstraatjes en op één van de straatnaambordjes lees ik “Krakatau VII”.
We stappen uit.
Ohw, we zijn er.
Ik loop het smalle straatje door met aan weerszijden , voor Indische begrippen, redelijk grote huizen.
En terwijl ik dacht dat het niets met mij zou doen, gebeurt dan toch. Hier loop ik dan, zo ver weg van mijn thuis, door zijn straat. Wat bizar. M’n hart slaat even iets harder en sneller. Ik kan niet beschrijven hoe vreemd dat voelt. Zo vaak aan gedacht en dan ineens sta ik hier.
Dit is dan waar mijn vader is geboren, hier heeft hij zijn eerste stappen gezet en hier heeft hij met zijn vriendjes gespeeld.
Maar dit is ook de plek, die mijn vader samen met mijn oma en de andere kinderen kort na de oorlog moesten verlaten. Hij was toen pas 12 jaar oud. Stel je eens voor, dat je dan ineens je huis, vrienden, omgeving, ja, zelfs je land uit moet.
Mijn vader is inmiddels overleden en helaas nooit meer terug gegaan.
En terwijl ik hier sta, vind ik het zó jammer. Zó erg, dat het er nooit meer van gekomen is.
Dat ik dit moment zó graag met hem had willen delen.
Dat hij mij kon vertellen over zijn jeugd.
Hoe hij hier woonde en wat hij hier deed.
Het valt kennelijk op dat er blanke mensen in de straat lopen en we worden aangesproken. We spreken hier nog wat mensen, maar niemand kent mijn familie. Logisch, het is alweer zo’n 75 jaar geleden.
En dan komt één van de jongens: “Mam, toch fijn dat je oma ooit besloten heeft om naar Nederland te gaan. Ik had hier écht niet willen wonen!” Ik moet lachen, maar hij heeft ook een beetje gelijk. De natuur hier is prachtig en de mensen zijn supervriendelijk, maar – ik blijf er bij – nasi als ontbijt en de staan-wc’s, ik zal er nooit aan wennen.
Maar ik ben blij dat ik deze reis hier naartoe heb gemaakt.
Dat ik deze plek eindelijk eens met eigen ogen heb kunnen gezien.
Dat ik terug ben gegaan naar m’n roots.
En in gedachten was m’n vader erbij.