We hebben hem maar weer eens uit het vet gehaald. “Ons Motje”.
Het lijkt alweer een eeuw geleden.
Na zo’n 5 maanden geschorst in de stalling gestaan te hebben, stond-ie eindelijk weer op onze oprit.
En niet alleen hij uit het vet, wij eigenlijk ook, want met al onze zorgen komt er van bewegen ook niet veel en groeit het buikspek en allerlei andere vetten op plaatsen waar ik het eigenlijk niet hebben wil.
M’n Smartwatch geeft dan wel iedere dag “Goed bezig” aan, met zo’n leuk duimpje, maar dat komt eerlijkheidshalve omdat ik ietsepietsie m’n stappenteller naar beneden heb aangepast.
Weet je wel hoe vervelend het is om elke keer m'n pols te voelen trillen om vervolgens de melding te zien “Tijd om actief te worden”? En dat terwijl ik net tig keer onze trap van beneden naar zolder op en neer liep. Met die kut-wasmand om de was buiten op te hangen, omdat wij 30 jaar geleden zo stom zijn geweest om die wasmachine boven te installeren. Tijd om actief te worden, zegt dat ding dan…..!
De camper. Vet. Daar ging het ook alweer over. O ja.
We nemen ook de fietsen mee. Tijd om wat aan onze conditie te doen.
Ja. En ook Ben, Ben zegt van niet, maar ook hij begint aardig wat “Vetklep-René-Froger-trekjes” te krijgen. En aangezien het in bed liggen met een soort 020-er naast mij het ergste lijkt wat me kan overkomen, moet ook Ben er aan geloven.
Dus hoppa, ook hij op de fiets met dat lijf en trappen!
We gaan op pad en ons doel is een Jachthaven aan de Hollandse IJssel in IJsselstein.
Dan denk je stad, maar nee hoor. Na een hobbelig ritje komen we terecht bij haven Marnemoende te midden van uitgestrekte weilanden zover je kan kijken met alleen maar vogelgezang én langsvarende jachten.
Ons plekje blijkt prima en het uitzicht is met z’n Hollandse luchten – en daar bedoel ik dit keer de wolken mee – geweldig.
We staan.
Voor de eerste avond wat makkelijks meegenomen, dat alleen in de oven klaargemaakt hoeft te worden. Per slot van rekening moeten we weer even wennen.
Na een paar minuutjes…….. mmmmmm, de lasagne is klaar en ruikt heerlijk.
Ik trek de besteklade open en …….. K.T, die is leeg!! Nee, hé, dat heb ik er allemaal uitgehaald voor de kerst toen de hele familie kwam eten. En oh, vergeten terug te leggen. Daar zitten we nou. In die mooie middle of nowhere zonder mes en vork.
Gelukkig is de haven wel voorzien van een bistro. Ik trek de stoute schoenen aan en leg het even aan met de “buurman”.
Een kleine 10 minuten later loop ik een stuk gelukkiger terug naar “Ons Motje’. Niet alleen door die knapperd van een buurman, maar ook omdat ik ondanks mijn leeftijd nog de charmes had om 2 sets bestek eraf te lullen.
Voor vandaag mag Ben mij een “oud wijf” noemen, zolang hij maar beseft dat hij niet met z’n handen hoeft te eten.
We zijn voorlopig gered.
Dag 2. Ben is in z’n nopjes. We gaan fietsen en zijn grootste hobby is dan fietsknooppunten.
Ik hoor het hem nog zeggen: “Joyce, we gaan niet ver. Het is maar een rondje van 32 kilometer.”
Op zich een mooie afstand, maar dat valt effe tegen! Ik heb me toch al na een kilometer of 15 pijn aan m’n reet!! Niet normaal. Alsof dat zadel er na afloop nog ingedrukt zit. Zó erg. Ik zweer het je.
Ik ben dat fietsen van lange afstanden niet meer gewend. Je leest het goed, ja. Op dat moment voelde 32 kilometer aan als een lange afstand.
Gelukkig hadden we onderweg een stop in het o zo niet-gezellige en bruisende Montfoort, waar we even STAAND konden pauzeren.
Bleek ook nog eens toevallig net de enige toegangsbrug naar het “centrum” (welgeteld één straat) in storing te liggen. En hielp Ben ook maar meteen alle passanten met fiets of ouderen met rollator al limbo-dansend onder de slagbomen door. Waarna hij na 10 minuten aan mij vroeg of het weer ging en dat hij bijna smekend “wegwezen” fluisterde……..
Dag 3: Na gisteren weet ik het zeker. Ben houdt van mij en begrijpt me, want we gaan op de fiets en de route is aanzienlijk korter.
M’n reet krijgt rust.
We bezoeken Oudewater. Het stadje wat bekend staat om zijn Heksenwaag sinds 1482.
Mensen die te licht werden bevonden, werden beschuldigd van hekserij.
En ik bedenk me ineens dat te zwaar zijn of obesitas hebben ook zo z’n voordelen heeft.
Maar ja, daar komt mijn allerliefste Ben weer: “Mensen die licht waren, waren heksen? Nou, dan ga ik daar vandaag het tegendeel van bewijzen!” Zo lief, die man. Het gezellige dagje is ook meteen over.
Terwijl ik net gewogen ben en de vrouw vraagt of het gewicht klopt voordat ze het officiële document wilt invullen, probeer ik dat nog bij te stellen. Per slot van rekening heb ik nog m’n kleding en schoenen aan.
“Nee,” roept Ben “dat is valsheid in geschrifte.”
De vrouw schrikt, zegt nog “ja, het is wel een officieel document”, durft vervolgens Ben niet tegen te spreken alsof ze weer in de 15e eeuw is én schrijft precies op wat het gewicht was.
Met het gestempelde document loop ik naar buiten.
Eén ding is in ieder geval zeker. Ik ben niet te licht bevonden. Ik ben geen heks.
Na een hapje en drankje fietsen we weer richting “Ons Motje”. Er is regen voorspeld en we moeten voor 19.00 uur terug zijn.
Je snapt het al. Toch te laat weggegaan. En hoe hard we ook fietsen, maar 10 minuten te laat, dus ook 10 minuten te nat komen we terug. Ik ben nat tot op m’n corrigerende ondergoed.
Wás ik maar wél wat lichter geweest, denk ik nog. Dan had ik net op m’n bezem gezeten en was ik misschien wel op tijd terug geweest.