De kampeerder

zondag, 11 augustus 2019

Geplaatst door Joyce van der Lee op 12 augustus, 2019

We hebben een paar relaxte, maar zeer, warme dagen gehad in Port de la Selva. Na nog een dagje strand zonder opvallende gebeurtenissen, hebben we gisteren afgesloten met een gezellig etentje in het compacte centrum. Een druk centrum met opvallend veel Spanjaarden en een opvallend laag gehalte toeristen. Een bijzondere ervaring om ook eens een keer iets anders op je bord te krijgen dan wat je verwacht te hebben besteld, want een Hollands Eethuis of Engelse pub die kom je niet tegen, maar dat maakt het des te leuker en de Spaanse avonden des te langer.

Vandaag laten we Spanje achter ons en rijden we weer Frankrijk binnen. Niet om al aan onze terugreis te beginnen, maar om nog een ruime week rond te rijden naar, tja…… dat is nog niet helemaal duidelijk. We zien wel en kijken hoe het weer is.

Voor vandaag weten we dat we onze zinnen hebben gezet op een camping in Cahuzac-sur-Vère. Een klein dorp ten Noorden van Toulouse. We willen richting Limogés, dus dan zitten we aardig in de richting en dan rijden we ook niet te veel op een dag. Ondanks dat het “maar” zo’n 350 km is nemen we wel een stuk tolweg en doen we er toch nog 4,5 uur over. Vooral de kleine en vaak de mooiste weggetjes nemen de meeste tijd in beslag. Dan pas zie je eigenlijk hoe mooi Frankrijk is.

De camping genaamd "Le Soleil des Bastides" blijkt een camping met luxe “glamping”-tenten, enkele chalets, een paar grote-groepen-tenten en zelfs een soort “kabouter-Plop-huisjes”. Maar ook een échte camping-camping. Je-weet-wel  van die mensen in zo’n échte tent en die dan ook écht aan het kamperen zijn. Eigenlijk best knap. Vind ik dan. We komen aan en het was overduidelijk: het had net geregend. De paden waren nat en op sommige plekken was dat modder geworden. Dus het gras was op sommige plekken ook drassig. Net als wij was er nog een stel net “vers binnen, Duitsers, beetje stevig gebouwd”. Zij rond de 60 jaar, wij wat jonger. Zij met dé tent, wij met “Ons Motje”. Zij met hun tentje op een nat veldje, wij met onze 4 wielen op veldje nummer 20.

Terwijl wij “Ons Motje” al liefdevol hadden geïnstalleerd in het zonnetje en zelf ook erbij waren gaan zitten, waren zij druk doende met alle tentstokken en haringen om alles strak neer te zetten. Een kleine, lage tent. En toen ik later langs liep zag ik dat ze samen “écht kamperen” aan het doen waren. Op zo’n klein gasbrandertje. Met zo’n klein pannetje. Speciale potjes en pannetjes. Alles afgepast. Met een kleine speciale tafel en twee kleine campingstoeltjes. Die twee grote Duitsers. Ik knik naar ze en zeg vriendelijk “guten appetit” en heb toch een beetje respect, maar ben blij dat ik daar niet hoeft te zitten.
Als ik ’s avonds naar het sanitairgebouw loop, voelt het fris aan. Ik passeer de Duitsers en zie dat ze beiden weggedoken zitten in een fleecevest met een boek en een gasbrander met verlichting. De tent is zo klein, dat ze niet binnen in de tent kunnen zitten. De vrouw kijkt op en ik zie een teken van herkenning. Ze glimlacht en zegt gedag.

’s Nachts word ik wakker van getik en geluid van buiten. Het regent en er is commotie op de camping. De tentenbezitters zijn druk bezig alles droog te houden in hun tent. Voor mij een reden om een pitstop te maken op het toilet. Ik word oud als ik er ’s nachts uit moet voor een toiletbezoek bedenk ik me in een vlaag. Ik passeer weer de Duitsers en zie hoe ze in natte regenjasjes druk bezig zijn met hun tent om alles droog te houden. M’n respect is overgegaan in een vorm van medelijden en ik denk bij mezelf: “snel terug naar “Ons Motje”, in bed en lekker onder m’n dekbedje verder slapen!


Joyce van der Lee

Delen